
Het terrein van het Château de Logne wordt al in de 16e eeuw vermeld en kwam vanaf de 18e eeuw in het bezit van de familie de Guerschin. In de kasteelkapel zijn nog steeds wapenschilden en grafstenen van de verschillende eigenaars te vinden.
Aan het begin van de 19e eeuw kwam het kasteel in handen van Nicolas Damas Marchand, baron van het Keizerrijk en burgemeester van Metz, die het in 1842 volledig liet verbouwen tot zijn huidige vorm. De kapel werd in 1867 herbouwd in neogotische stijl, en het kasteel zelf, met zijn noord- en zuidvleugels, werd opnieuw verbouwd aan het begin van de 20e eeuw.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het landgoed door de Duitsers als militair hospitaal gebruikt. Na zware schade door de bombardementen van november 1944 werd het Château de Logne in 1949 gerestaureerd tot de huidige staat.
The elevated site of the château has always been a strategic point, once crossed by a Roman road. It was later fortified, becoming part of the Duchy of Luxembourg in the 16th century. In 1668, François-Regnault Ottringer paid homage to the King of France for his “manor house enclosed by walls,” and in 1736, Jean-Philippe de Guerschin did the same. The Château de Logne has since lost its fortifications.
In 1812, it became part of the communal territory of Rurange-les-Thionville-Montrequienne, whose southern boundary lies along the small stream that still flows below the property today.





